Het kleine, niet onaardige dorpje Idaerd is vooral erg klein. Het ligt naast de snelweg van Leeuwarden naar Heerenveen, maar er is geen afslag in de buurt, zodat veel forenzen het iedere dag zien, zonder er ooit te komen. Er is ook geen reden, want het is vooral erg klein.
Ironisch genoeg komt uit dit kleine, kleine dorp, één van de grootste Friezen ooit. Had de geschiedenis een andere afslag gekozen, dan was Carel Roorda vandaag de dag waarschijnlijk geëerd als de Vader des Vaderlands. Ook in Roorda's tijd was Idaerd maar een klein plaatsje. De vader van Carel, Popke Roorda, had er een boerderij en was de grietman van de gemeente. Roorda sr. raakte als lokaal politicus verstrikt in de intriges van die tijd: Popke koos de kant van de Geldersen en was uiteindelijk genoodzaakt zijn boeltje te pakken en te emigreren naar Gelderland. Hij trouwde met een dame van Gelderse adel en werd drost van Venlo. Dat was waarschijnlijk ook de plek waar Carel geboren werd. Als katholieke jongeling studeerde hij in Geneve en werd daar protestants. Terug in Fryslân begon hij zich rond 1560 zich actief tegen de Spaans/katholieke overheersing te verzetten en werd door Alva verbannen uit Fryslân. Carel zwierf door Duitsland en was tijdens de Bartolomeusnacht in Parijs. Hij vertrok naar het Duitse Emden, waar veel protestantse ballingen verbleven. De twist over de heerschappij over Fryslân was onderhand in een breder conflict terechtgekomen: de heerschappij over De Nederlanden, in die tijd een verzameling van losse staatjes in het huidige Nederland en België. De hoge adel verzette zich tegen de Spaanse, katholieke heerschappij, eiste godsdienstvrijheid en meer bestuurlijke vrijheid. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog werd Roorda door de Friese ballingen op diplomatieke missie naar Willem van Oranje in Rotterdam gestuurd. Het resulteerde in een niet erg succesvolle maritieme oorlogsmissie in het Waddengebied, maar blijkbaar maakte de jonge Carel zo’n goede indruk, dat hij de rechterhand werd van de Friese admiraal Doeke Martena in Hoorn. Nadat de Spaansgezinde stadhouder Rennenberg uit Fryslân was verdreven, werd Roorda aanvoerder van de grootste fractie in de Friese Staten. Vanaf het begin maakte Roorda zich sterk voor nauwe samenwerking met de andere staten. Het rijke en sterke Holland was immers onmisbaar voor het verdrijven van de Spanjaarden. Hij werkte als initiatiefnemer hard aan de Unie van Utrecht, waarin noordelijke staten als Holland, Gelderland, Utrecht en Fryslân beloofden elkaar militair te steunen en gezamenlijk buitenlands beleid te voeren. Een 16e eeuwse mini-NAVO. Roorda nam voor Fryslân zitting in de vergadering van die gezamenlijke staten: de Staten Generaal. Naast dit politieke en diplomatieke handwerk, werkte Roorda nauw samen met de nieuwe stadhouder voor Fryslân, Willem Lodewijk van Nassau. Waar Willem Lodewijk eerst en vooral legeraanvoerder was, was Roorda een politicus en als gedeputeerde te velde dicht bij hem in de buurt om ervoor te zorgen dat de stadhouder zich alleen bewoog binnen de politieke lijnen die de Friese staten hadden getrokken. Ondertussen werd de aandacht van Roorda door een andere kwestie getrokken. De Staten Generaal hadden met de Acte van Verlatinghe de Spaanse koning Filips II afgezworen. Koningin Elizabeth I van Engeland was gevraagd de nieuwe soevereine vorst te worden. Na lang wikken en wegen stemde zij in en stuurde haar oogappel Leicester als landvoogd naar Den Haag. Roorda vindt in Johan van Oldebarneveldt een medestander in het geloof dat Republiek der Zeven Gewesten het ook wel kan redden zonder buitenlandse bemoeienis en samen maken zij het de zwakke Leicester zo moeilijk mogelijk. Dat slaagt en de Engelsen druipen na enkele jaren af. Toch lijkt Roorda zich daarmee in de voet te hebben geschoten. De soevereiniteit wordt nu bij de zoon van Willem van Oranje gelegd: Maurits, een volle neef van de stadhouder Willem Lodewijk van Fryslân. Daar waar Roorda zich in de Staten Generaal altijd sterk heeft gemaakt voor de Friese belangen, merkt hij nu dat deze Oranje-Nassau-tandem ‘Nederlandse’ belangen nastreeft. Roorda wil het Friese belang dienen door de omgeving van Fryslân zo goed als mogelijk vrij te houden van Spaanse troepen: een Fries garnizoen legeren in Hasselt, liefst ook in Coevorden en Groningen van de Spanjaarden bevrijden. De Slag bij Boksum ligt nog vers in het geheugen en Roorda wil een bufferzone om Fryslân heen leggen om herhaling te voorkomen. De loyaliteit van Willem Lodewijk ligt echter eerst bij zijn neef en niet langer bij Fryslân. Hij stemt zijn plannen niet langer af met Roorda, maar met neef Maurits. Daarmee ontstaat een scheuring tussen hem en Roorda. Als Willem Lodewijk een brief van Roorda onderschept en leest dat Roorda hem bij een kennis uitmaakt voor een dictator die alle macht in Fryslân naar zich toe trekt, is voor hem de maat vol. Hij daagt Roorda voor de Friese staten en stelt in een fel debat de klassieke keuze: hij eruit, of ik eruit. Als de staten voor Willem Lodewijk kiezen, is de carrière van Roorda voorbij. Niet langer wordt hij afgevaardigd naar de Staten Generaal en enkele jaren later, in 1601, sterft hij. Oranjegezinde geschiedschrijvers als Pier Winsemius en Ubbo Emmius zwijgen Roorda goeddeels dood in hun werk, of plegen karaktermoord. Van de man die zijn hele leven in dienst heeft gesteld van Fryslân, die aan de wieg stond van de Unie van Utrecht, Leicester wegstuurde en Willem Lodewijk coachte, blijft zelfs geen portret bewaard. De grafsteen van Roorda wordt achteloos weggesmeten als de Grote- of Jacobijner Kerk in Leeuwarden wordt gerestaureerd. Een roemloos einde voor de grootste Fries aller tijden, de enige echte 'Us Heit'. |
LibraryKramer, G. - Het leven van mr. Karel Roorda (1951) Uitgeverij De Torenlaan, Assen Wagenaar, L.H. - Het leven van graaf Willem Lodewijk (1904?), Höveker & Wormser - Amsterdam, Pretoria |