Ureterp aan de Vaart
Gerrit Johannes
De oorsprong van de familie Van der Pal ligt in de grensstreek van Fryslân en Groningen, bij Ureterp. Het is een streek die tot ontwikkeling kwam nadat in de tweede helft van de 17e eeuw de Drachtster Vaart werd doorgetrokken vanaf Drachten tot voorbij Bakkeveen. Het gaf de bewoners langs het nieuwe kanaal de gelegenheid turf af te graven en per schip af te voeren naar Drachten en de rest van Fryslân.
Dit leverde al vrij snel ook een grensconflict op. Drie veenbazen uit Noorderdragten, Arp Wijbes Reijdingh bijzitter van Smallingerland, Fokke Sytses en Pier Aukes doen in juni 1718 bij het Hof van Friesland hun beklag over een hele rij bewoners van Ureterp, waaronder ook een zekere Gerrit Johannes. Deze Gerrit is de oudst bekende Van der Pal, hoewel die achternaam in die tijd nog niet gebruikt werd. Afgezien van de rechtszaak is ook niets van hem bekend, behalve dat hij in februari 1690 in ondertrouw ging met Jantjen Jelkes. De veenbazen uit Drachten beklaagden zich over het feit dat de inwoners van Ureterp - grietenij Opsterland - turf en baggelaar groeven ten noorden van het Oud Diep en daar rooigreppels en boekweitakkers aanlegden. Volgens de Drachtsters hoorde het gebied ten noorden van het Oud Diep bij de grietenij Opsterland en hadden de Ureterpers daar niets te zoeken. Er volgt een mistige twist over waar de grens tussen de beide grietenijen nu gezocht dient te worden. Het Hof kan in de zaak geen duidelijke uitspraak doen, want het blijkt dat Groningen en Fryslan nog aan het onderhandelen zijn waar de grens tussen de beide provincies gezocht moet worden. Met andere woorden, het kan zijn dat het betwistte gebied noch in Smallingerland, noch in Opsterland ligt, maar in Groningen.
Daardoor wordt de uitspraak pas in juli 1724 gedaan, een week nadat de onderhandelingen tussen de provincies zijn afgerond. Volgens het Hof dienen de gedaagden – de Ureterpers dus – zich “in't toekomende te onthouden van 't graeven van turff, en baggelaer, midsgaeders van 't maecken van boeckweijten ackers, en reijgruppelen in der impetranten veenen over 't soogenaemde Oude diept in de Grietenije van Smallingerlandt gelegen en breder ten processe gemelt bij poene van vijff en twintigh gouden Frijsse rijders bij ieder der gedaagden in cas van contraventie tegens de Heerlijckheijt te verbeuren”. De Uretepers laten het er niet bij zitten, dienen een revisieverzoek in, waarin nogmaals de oude loop van vaarten en greppels die de grens tussen de grietenijen vormen, wordt betwist en een klein jaar later – op 15 mei 1725 – wordt het vonnis herzien. Niet in het voordeel van de Ureterpers, maar ook de Drachtsters worden niet in het gelijk gesteld. Het Salomonsoordeel van het Hof luidt dat het betwistte gebied sinds kort bij de provincie Fryslân hoort en dus nog niet aan één van de twee grietenijen toegewezen kan zijn en dus aan de provincie toebehoort. Dit stukje niemandsland is dan ook direct inzet van nieuwe procedures, die voor in de Provinciale Staten van Fryslân uitgevochten worden. Gerrit Johannes Johannes Gerrits >>
|