Mevrouw Groenink
Mevrouw Groenink draait er niet om heen: ze heeft niet een gemakkelijk leven gehad. Ze moest haar drie kinderen alleen opvoeden. Dat viel niet mee, maar ze mag van zichzelf niet klagen. Ze zijn gelukkig allemaal goed terecht gekomen.
Inderdaad oogt ze met haar 86 jaar uiterst breekbaar. Dat weet ze zelf ook. Ze lacht: ”Lokkich komt der de leste wiken wer wat by!” Het is nog maar anderhalf jaar geleden dat mevrouw Groenink in het verzorgingshuis kwam. Toen had ze al een lange medische geschiedenis. Een geschiedenis van operaties, opname in een verpleeghuis en inwonen bij haar dochter. 'Nu zit ik hier, ik voel me opgesloten'
Toen kwamen echter de kwalen en gebreken. “Ik wie rûngear. Koe net rjuchtop stean. Myn heupen moesten vervangen worden. Daarna moest ik naar een verpleeghuis en revalideren”.
Uiteindelijk kwam mevrouw Groenink bij haar dochter te wonen. Die zei haar dat ze naar een verzorgingshuis moest gaan omkijken. “Dat stond me helemaal niet aan. Ik was altijd zelfstandig geweest, hoe moeilijk het ook was. Maar ik begreep ook wel dat er weinig keuze was. Nu zit ik hier. Dat is nooit mijn bedoeling geweest”. “Het wordt langzaamaan minder en je wordt nooit weer zelfstandig. Eerst hebben ze van mijn fiets afgepraat, dat was niet verstandig meer. Daarna moest ik ook maar niet meer autorijden. Nu zit ik hier. Ik voel me opgesloten.” Ook de verhuizing ging niet naar haar zin. “Ik had veel spulletjes, meubels had ik, erfstukken van mijn moeder en mijn broer. Ik weet niet waar het allemaal gebleven is, maar het paste niet op deze kleine kamertjes, dus het moest weg. Ik heb maar een paar mooie dingen mee kunnen nemen”. Ze wijst op enkele oude klokken en mooie kasten. Een vreemd contrast met het moderne bed en de moderne stoel die beide beweegbaar zijn. “Ach, ik hoef niet te klagen. Het is een goed huis en de woninkjes zijn mooi. Alleen het keukentje is te klein”. Hoe breekbaar ze ook is, ze staat op en loopt met haar rollator het open keukentje in en inderdaad, als mevrouw Groenink met haar rollator in het keukentje staat, kunnen de kastdeurtjes niet meer open: “dat is gewoon niet praktisch”. Voor de verzorgenden heeft ze niets dan lof. “Het zijn reuzemensen, maar alles moet met een vloek en een zucht. Ze hebben te weinig mensen en nieuwelingen moet je alles vertellen. Gelukkig kan ik nog veel zelf, maar wat moet ik als ik minder wordt? Als je kinderen ver weg wonen, wil je ook wel eens een praatje met ze maken, maar dat zit er gewoon niet in”. Mistroostig wordt ze van het uitzicht dat ze heeft op het parkeerterrein. Bijna alle dagen komt er wel een wagen om iemand op te halen. Voor het laatst. Ik heb het nu geaccepteerd, je weet dat het er bij hoort, maar als je dat zo vaak ziet gebeuren, dan wordt je daar niet vrolijk van…..”. Dan staat de buurvrouw voor de deur: de bank is er. “Oh, moai”, zegt mevrouw Groenink, steane se bûten”, en ze kijkt op het parkeerterrein. “Nee, se sitte yn it keammerke”, antwoordt de buurvrouw. “No, as se yn it keammerke sitte, dan wol ik wol eefkes wat jild helje”, zegt mevrouw Groenink en ze schuifelt achter haar rollator de gang door, naar de lift. |