Het is het jaar 2035 en ik heb mijn hoogtijdagen achter me liggen. Op het beeldscherm van de koelkast verschijnt een boodschappenlijstje en de waarschuwing dat ik voor mijn leeftijd en conditie deze maand al teveel zuivelproducten heb gebruikt. Tsja…..
Ik print het boodschappenlijstje en zeg: “Oké, glass, ik ga naar de supermarkt”, en op mijn brillenglazen worden gegevens geprojecteerd van de weersomstandigheden: zon met een straffe oostenwind en ik krijg het advies een zomerjas en sjaal aan te trekken. “Negeer”, zeg ik en pak een jack, maar geen sjaal. Ik wil de zon wel weer eens op mijn oude huid voelen. Ik stap door de deur en loop richting het winkelcentrum. Nog maar net op pad word ik gewaarschuwd dat mijn lichaamstemperatuur snel daalt en volgt nogmaals het advies van mijn bril een sjaal om te doen. “Negeer”, zeg ik nogmaals en loop door. Ter hoogte van de basisschool verschijnt een uitroepteken in beeld en word ik gewaarschuwd dat mijn hartslag en ademhaling versneld zijn. Ik krijg het advies te rusten en een route naar het dichtstbijzijnde bankje verschijnt in beeld. Aan de overkant van de weg zie ik het bankje staan, maar het is overwoekerd. “Negeer”. In de supermarkt scan ik het boodschappenlijstje en krijg een route voorgespiegeld langs de op het lijstje genoemde producten. Op weg naar de bleekselderij kom ik langs de koffie. Sinds mijn hartkwaal is ontdekt heb ik het advies geen koffie meer te drinken trouw opgevolgd, maar, mijn hemel, wat zou ik toch graag weer eens koffie willen proeven. Ik neem een pak in handen en kijk er naar. “Advies: negatief”, meldt mijn bril me en herinnert me nog eens aan mijn hartkwaal. “Negeer”, zeg ik en doe het pak koffie in het winkelwagentje. Op de terugweg naar huis, zie ik een oud-collega lopen, maar als mijn bril haar met gezichtsherkenning heeft geïdentificeerd, verschijnt weer dat rode uitroepteken op mijn brillenglazen: “waarschuwing: besmettingsgevaar”. Welk besmettingsgevaar er dreigt, mag om privacyredenen niet worden vrijgegeven, maar sinds de systemen van huisartsen gekoppeld zijn aan een landelijke database en we mensen met besmettelijke ziekten kunnen mijden, zijn er grote sprongen gemaakt in het bestrijden van epidemiologische ziekten. Ik zwaai naar haar en roep dat we straks wel even kunnen skypen. ’s Avonds kijk ik onder het genot van een kop koffie naar YouTube 3 (dierenfilmpjes) en krijg opeens een waarschuwing. Ongemerkt heb ik blijkbaar drie keer gekucht en mijn bril heeft daarom een melding verstuurd. Direct krijg ik een verzoek van mijn gezondheidscallcentre aan te geven hoe ik me voel. “Prima”, zeg ik, “niks aan de hand, bedankt voor uw telefoontje”. Die nacht word ik uit een diepe slaap gewekt door een ambulanceverpleegster. Ze zit op de rand van mijn bed en zegt dat mijn polsbandje doorgaf dat mijn ademhaling onregelmatig werd en mijn hartslag te snel was voor een slapend persoon. Verder had het gezondheidscallcentre doorgegeven dat ik me vandaag niet goed had aangekleed, m’n rust niet op tijd had genomen en teveel cafeïne had ingenomen. “U bent vandaag een beetje onverstandig geweest, nietwaar, meneer Beers?” Ze vermoed een beginnende longontsteking. “Old man’s friend”, mompel ik. “Daar zou ik eigenlijk koorts bij verwachten, maar dat wordt via uw polsbandje niet gemeten. Het kan zijn dat de temperatuursensor in uw polsbandje versleten is”, legt ze uit en om toch te controleren of ik verhoging heb, legt ze haar hand op mijn voorhoofd. Ik voel me direct een stuk beter…. Gepubliceerd in Belangstelling, november 2013 (Zorgbelang Fryslân) |